Ik liep laatst door het paadje schutting na schutting en hek na hek torenhoge houten bouwsels in het groen, licht en donkerbruin allemaal met dikke sloten overal schaduw ondanks de felle zon je ziet slechts iets blauws door recht omhoog te kijken ik wil hier weg, begin te rennen zie een deur op een kier opengaan een vage schim die achterdochtig gluurt godzijdank het eind de weg, licht, bevrijding met bonzend hart blijf ik staan draai me om kijk naar die tunnel zo was het toch niet? In het vierde huis van de hoek daar een paar bouwsels verderop woonden wij toch, we hadden zo’n mooie tuin eerst niet want dit was een nieuwbouwwijk alles was open en iedereen had van die kleine paaltjes met een ijzerdraadje met elkaar verbonden naast mevrouw de Witt de enige met een hekje maar ja die had een hond zo’n keffertje en aan de andere kant de familie Heemeyer hun zoon Gijs mijn beste vriend onafscheidelijk door dik en dun en even verderop de Baarsjes wij noemden ze natuurlijk de baasjes met hun oudste zoon heb ik nog gevochten waarom weet ik niet meer wat maakt het uit en Petra? Dat meisje waar ik heimelijk verliefd op was met die gouden regen die in de zomer bloeide die woonde schuin tegenover, even kijken dat moet bij dat hoge ronde hek zijn en hier op de hoek daar woonde Willem maar die had wratten dus die pestten we altijd als hij in de tuin speelde maar wacht eens hun bouwden toen een schutting ja verdraaid hier is het begonnen zo was het toch niet bedoeld kunnen we het niet eens overdoen?