Ik liep laatst door het paadje
schutting na schutting en hek na hek
torenhoge houten bouwsels
in het groen, licht en donkerbruin
allemaal met dikke sloten
overal schaduw ondanks de felle zon
je ziet slechts iets blauws
door recht omhoog te kijken
ik wil hier weg, begin te rennen
zie een deur op een kier opengaan
een vage schim die achterdochtig gluurt
godzijdank het eind de weg, licht, bevrijding
met bonzend hart blijf ik staan
draai me om kijk naar die tunnel
zo was het toch niet?
In het vierde huis van de hoek
daar een paar bouwsels verderop
woonden wij toch, we hadden zo’n mooie tuin
eerst niet want dit was een nieuwbouwwijk
alles was open en iedereen had van die kleine paaltjes
met een ijzerdraadje met elkaar verbonden
naast mevrouw de Witt de enige met een hekje
maar ja die had een hond zo’n keffertje
en aan de andere kant de familie Heemeyer
hun zoon Gijs mijn beste vriend
onafscheidelijk door dik en dun
en even verderop de Baarsjes
wij noemden ze natuurlijk de baasjes
met hun oudste zoon heb ik nog gevochten
waarom weet ik niet meer wat maakt het uit
en Petra?
Dat meisje waar ik heimelijk verliefd op was
met die gouden regen die in de zomer bloeide
die woonde schuin tegenover, even kijken
dat moet bij dat hoge ronde hek zijn
en hier op de hoek
daar woonde Willem maar die had wratten
dus die pestten we altijd als hij in de tuin speelde
maar wacht eens hun bouwden toen een schutting
ja verdraaid hier is het begonnen
zo was het toch niet bedoeld
kunnen we het niet eens overdoen?
|